maandag 15 juni 2015

Flarden (8)

Deel 7


Verbazingwekkend eigenlijk, hoe snel een mens herstelt van een zware ingreep als in dit geval een borstamputatie.
Oké, de pijnstillers dragen daar zeker de eerste dagen hun steentje aan bij en we maken kennis met de oedeemtherapeut – ik wist tot voor kort niet dat die bestonden – maar afgezien van enig ongemak gaat het eigenlijk best goed.
Ze brengt de kinderen regelmatig naar school, gaat mee boodschappen doen en pakt de dagelijkse gang van zaken omtrent de webshop weer op. Ze regelt oppas voor de hond die niet mee kan naar Ameland, ons al lang geleden geplande uitstapje. Over enkele weken is het zover en we verheugen ons erop, de kinderen nog het meest. De kanker is naar de achtergrond verdreven en we leven ons leven.

“De chemo wordt gegeven om uw overlevingskans met vijftien procent te verhogen.”
De internist, een vrouw die er onsympathieker uitziet dan ze werkelijk is, dondert ons op een dinsdagochtend terug in de realiteit. Onze realiteit.
Zes kuren in totaal, telkens met een interval van drie weken. De eerste kuren minder zwaar dan de laatste drie. Ze vertelt over de bijwerkingen, maar dat er eigenlijk niets over te zeggen valt omdat ieder mens anders reageert.
“De enige zekerheid is dat u al voor het toedienen van de tweede kuur kaal zult zijn. De chemo-verpleegkundige zal u zo enkele folders meegeven met informatie over haarstukken en dergelijke.”
Waarom noemt ze het niet gewoon wat het is: een pruik.
"Oh nee," klinkt het beslist, "geen pruik," en terwijl ze uitlegt waarom ze dat absoluut niet wil, dwalen mijn gedachten af.
Dertig procent kans om dood te gaan; het zal me niet meer los laten en ik realiseer me dat de kans om samen oud te worden uiterst miniem lijkt te zijn.
Achttien weken. Thuis tekenen we met rode viltstift een cirkel rond de ‘3’ van augustus.

“Hoe vind je deze?” vraagt ze opgewekt en ze toont me een íets dat het midden houdt tussen een hoofddoek en een mutsje.
Het is de zoveelste die ze me laat zien. Wilde bloemmotieven in schreeuwende kleuren, bijpassende T-shirts en blouses. Haar lange haren krullen er nog vrolijk onderuit, maar dat zal over – pak ‘m beet – een kleine twee maanden anders zijn.
Ik vind niks mooi. Ik wil dit niet. Ik wil niet dat we samen doekjes en andere hoofddeksels uitzoeken. Ik wil niet dat ze ziek is, dat ze nog zieker wordt. Ik help haar te kiezen.

“Ik ga niet wachten tot ze uitvallen,” en ze strijkt met haar vingers door haar blonde haar dat na het laatste kappersbezoek tot in de nek gekort is.
“Dat gaat gebeuren als we op Ameland zijn. Dat zie ik niet zitten.”
Nee, dat begrijp ik wel.
“Ik droomde dat we op het strand liepen en dat een windvlaag mijn haren meenam.” Dapper lachend vervolgt ze: “Dat gaat niet gebeuren.”

Na enig zoeken is er een ader gevonden die bruikbaar lijkt te zijn en langzaam druppelt het gif haar lichaam binnen. Het gif dat ervoor moet zorgen dat eventuele resten van de kanker worden vernietigd. Het gif dat geen onderscheid maakt tussen goede en slechte cellen en alles op z’n weg kapot maakt. Het gif waar we ons voor nu maar aan vastklampen.
Wanneer het laatste zakje verschrompeld aan de infuuspaal hangt lacht ze dapper: “Zo, nu nog maar vijf.”


Doorlezen?


Totaal aantal pageviews