Terug lezen?
Na de tweede chemokuur – de eerste kreeg ze drie weken geleden – krijgt ze last van haar rechterarm. Met vlagen is de pijn amper dragelijk.
Na de tweede chemokuur – de eerste kreeg ze drie weken geleden – krijgt ze last van haar rechterarm. Met vlagen is de pijn amper dragelijk.
Vanzelfsprekend
krijgt het vergif dat het medicijn in werkelijkheid is de schuld, maar als de
pijn niet verdwijnt en in de loop van de weken constanter
wordt is het de huisarts die zich uiteindelijk zoveel zorgen maakt
dat ze ons op vrijdag – wéér op vrijdag – naar de spoedeisende
hulp stuurt.
Terwijl we in
de wachtruimte, die bestaat uit een aantal tafels met stoelen er
omheen, wachten op onze beurt, loopt de ene bekende na de andere er
langs: verpleegster die en die, dokter zus en zo en oh, dat is die
vriendelijke man van radiologie.
De arts die
drie weken geleden besloot om haar op te nemen heeft vandaag weer
dienst.
“U gaat er
toch geen gewoonte van maken; de weekenden hier logeren?” grapt hij
en hij stuurt ons door naar de afdeling radiologie.
Een paar
buisjes bloed, een onderzoek en een echo later staat vast dat ze
trombose heeft ontwikkeld in de goede arm die nu dus niet goed meer
is.
Vanwege de
oedeem-arm op links mocht ze alleen nog rechts geprikt worden, maar
de mogelijkheden om het infuus voor de chemo aan te leggen worden nu
beperkt zo blijkt als we doorvragen: het moet in een arm.
Na enig overleg
wordt dan ook besloten dat de voor maandag geplande kuur niet
doorgaat. Als oplossing oppert men een zogenaamde port-a-cath aan te
brengen: een klein reservoir dat net onder de huid wordt geplaatst en
met een slangetje wordt aangesloten op de grote, dieper liggende
aderen. Nog een operatie dus. Het lijkt de enige oplossing te zijn en
er wordt direct een afspraak gemaakt.
Thuis zetten we
een dik, zwart kruis door de eerder rood omcirkelde drie augustus. We
durven het niet aan een cirkel te trekken rond de nieuwe einddatum.
De
zomervakantie breekt aan. De plannen die we aan het begin van dit
jaar nog hadden hebben we al lang overboord gegooid in de wetenschap
dat Monique ongeveer halverwege de kuren zou zijn en we om die reden
het liefst in de buurt van het ziekenhuis blijven. Voor de jongens
proberen we er nog iets van te maken; de nichtjes komen logeren en ze
gaan samen een week naar oma, in Limburg. Dan is er nog de spel- en
speelweek in het dorp waarvoor we ze hebben ingeschreven, oma komt
nog een week en wellicht hebben we de mogelijkheid om zelf ook nog
iets leuks met ze te ondernemen en we maken er het beste van.
“Ik ben zo'n
slechte moeder.” Ze huilt wanneer ze het zegt.
Het is zondag.
De jongens zijn zojuist vertrokken voor een weekje Limburg en het
huis is ongewoon stil. We vinden het nooit leuk als ze niet thuis
zijn, maar nu, juist nu lijkt het belangrijker dan ooit om samen te
zijn en het is 'missen' in de meest groteske vorm.
“Ga je nou
jezelf de schuld geven?”
Ze huilt.
“Kom op Niek.
Dat is wel het domste wat ik de laatste maanden heb gehoord.”
Het blijkt de
aftrap te zijn voor wat lijkt op het ontladen van alle angsten,
zorgen en spanningen van de voorbije maanden en we ontaarden in een
knallende ruzie.
Verwijten gaan
over de tafel, er wordt met een deur gegooid. Krachttermen worden
rondgestrooid en spatten tegen muren uit elkaar en na een uur worden
bittere tranen weg gekust.
's Avonds eten
we bij Nynke, in Franeker. De Italiaanse keuken verwent ons rijkelijk
en Nynke blijkt de perfecte gastvrouw.
Dankbaar omdat
we zulke mensen, mensen als onze familie, vrienden en Nynke in ons leven hebben vallen we die avond in slaap.
Verder lezen
Verder lezen