woensdag 20 december 2017

Vrolijk Kerstfeest

Rillend en diep weggedoken in de kraag van mijn jas wacht ik in de rij. De regen klettert op onze hoofden terwijl we voetje voor voetje naar voren schuifelen als in een vertraagde en treurige polonaise. Koud en nat geworden weet ik dat ik aan het einde van de rij teveel ga betalen, maar mét een pesthumeur en zónder boom thuiskomen is geen optie en dus berust ik in mijn lot.
"Doe die maar," wijs ik er één aan zonder dat er nog veel te kiezen is.
Verpakt in een soort van witte netkous wordt de kerstboom in mijn handen gedrukt en reken ik af. 
Wanneer ik met het boompje thuis kom staat de mand die we een aantal kerstbomen geleden aanschaften voor dit heidens gebruik - en die ook uitsluitend daarvoor wordt gebruikt - voor me klaar. Met natte, zwarte drab uit de tuin vul ik de mand om zelf binnen de kortste keren besmeurd te zijn, maar ik geef niet op. Na enig duw- en trekwerk staat de boom op z’n plek, maar vertonen mijn handen en onderarmen jeukende rode plekken en bulten. Ik krab waardoor de jeuk alleen maar lijkt te verergeren en mompel verwensingen die weinig met kerst te maken hebben.
Als ik de netkous heb verwijderd blijkt de boom niet symmetrisch te zijn: aan één kant is het ding zó kaal dat hij doorzichtig is terwijl de andere kant vol is, met uitbundige, groene takken. Een boom met een buikje, als het ware.
Door schade en schande wijs geworden besluit ik de verlichting te testen voordat ik deze in de boom drapeer.  Als ik aan het eind van mijn op de proef gestelde geduld de lange string fragiele lampjes uit de wirwar van knopen heb weten te krijgen en de stekker insteek blijft het, niet geheel onverwacht, donker. Ik rammel nog wat aan het snoer en probeer voor de zekerheid een ander stopcontact, maar er is toch echt een lampje kapot. Als ook het reservelampje kapot blijkt te zijn verdwijnt bij mij de kerstgedachte als sneeuw voor de zon.   
Snel naar de lokale doe-het-zelf levert me weliswaar nieuwe kerstboomverlichting -, maar ook een boete voor te hard rijden op.
Wanneer dan eindelijk de nieuwe lampjes brandend en wel aan de takken zijn vast gemaakt mogen de ballen verdeeld worden over het scheve boompje.
"Wat doen we dit jaar, rood of crème?" 
Ik heb inmiddels de fase bereikt dat het me werkelijk een worst zal zijn welke kleur ballen er in de boom gaan: "Doe maar rood; dat is weer eens wat anders," antwoord ik norser dan de bedoeling was. 
En als dan eindelijk de boom is omgetoverd tot kerstboom kleurt de vloer groen van de uitgevallen naalden en zie ik de overeenkomst met een kalkoen: ik vrees dat ook de boom de kerst niet gaat halen. 

Kortom: fijne feestdagen en een machtig mooi nieuw jaar!



donderdag 12 januari 2017

Dag, Weltevree



Goedgemutst als altijd stond je met EmjEop een regenachtige dag in augustus voor mijn deur. In de weken ervoor heb je me zeker drie keer een berichtje gestuurd: "Je vergeet het toch niet?"
Nee Sylvia, nee ik vergeet het niet. Een glimlach.
We vertelden over onze vakantie in Zuid Frankrijk en je wilde foto's zien. Het was onze eerste vakantie sinds een jaar of twaalf en je was zo oprecht blij voor ons.
Natuurlijk en onvermijdelijk kwam onze gezamenlijke liefde voor het schrijven ter sprake.
Toen Monique dezelfde diagnose kreeg als jij ongeveer een jaar eerder, beschreef ik de achtbaan waarin je terecht komt. "Flarden'', noemde ik het en je grapte dat we nu dan samen een boek konden gaan uitbrengen; jouw kankerblog en mijn flarden in één boek. Druk door alle beslommeringen had je mijn verhaal niet meer gevolgd.
''Wil je er iets van voorlezen?" vroeg je.
Tot nu toe had ik er nog niets van terug gelezen. Ik had het immers van me af geschreven?
Ik nam een willekeurig hoofdstuk, schraapte m'n keel en stak van wal, maar hoe meer ik terug las, hoe moeilijker ik het kreeg.
Toen je vaststelde dat mijn emoties mij de baas werden en het echt niet meer ging sloeg je een arm om me heen en nam je het van me over terwijl tranen over ons beider wangen rolden.

Het is, lieve Sylvia, slechts één van de dierbare herinneringen die ik aan je heb en zal koesteren. Vanmiddag was ik in je huisje, maar je was er niet meer bij. We hebben op jou en op jouw leven getoost, verhalen met elkaar gedeeld en kennis gemaakt met je dochter, Marrije, waar je veel over hebt geschreven. Er was verdriet, maar de vreugde die je ons hebt gebracht overheerste.
Het is je vast en zeker naar de zin geweest; ik ben ervan overtuigd dat je het ons anders wel had laten weten, vanmiddag.

Je boek is nu af. Ik ga je missen, Weltevree. Je verhalen die je op je eigen, unieke manier op het internet schilderde. Je humor en je wijsheden die je schrijvend en pratend met me deelde. Je niet aflatend optimisme en realisme. Oprechte interesse en intens meeleven.

Dag, lief, uniek en bijzonder mens.

Liefs,
Ieko

zaterdag 22 oktober 2016

Flarden (slot)

Terug lezen?


De laatste chemokuur is er één van triomf. Niet dat we nu de zekerheid hebben dat hiermee de kanker verslagen is; die garantie zullen we nooit krijgen, zo werd ons al eerder duidelijk gemaakt.
Ieder hoestje dat iets langer duurt dan gewoonlijk, een aanhoudend pijnlijke plek, hoofdpijn die niet over gaat: het zijn allemaal redenen om vanaf nu het ziekenhuis te bellen. Daar komen de controle's nog boven op. Voor de rest van haar leven.
Menig mens zou zich wellicht verslagen voelen, maar die maandag, de eerste schooldag na de zomervakantie en de dag van de laatste behandeling voelt als een overwinning.

Inmiddels is er iets meer dan een jaar voorbij gegaan. Het was een jaar waarin we leerden dat de kanker weliswaar geen dagelijks gespreksonderwerp is – Godzijdank –, maar wel z'n diepe sporen achterlaat.
Dagelijks nog kampt ze met pijn. Met name haar benen zijn zo gevoelig dat een onschuldige hand op een bovenbeen al teveel is. Standaard valt ze 's avonds rond tienen in slaap. Meestal op de bank, maar soms wint ze het en ligt ze in bed voordat ze overvallen wordt.
Lange wandelingen lukken niet meer en om Jens toch naar school te kunnen blijven brengen kochten we een elektrische fiets.
Tweemaal hebben we het ziekenhuis gebeld. De eerste keer vanwege een heel specifieke, pijnlijke plek aan haar bovenbeen, daarna vanwege pijn in haar heup. Beide keren leverde het een onderzoek in de scan op om, zoals haar oncoloog het verwoorde: “het één en ander uit te sluiten.”

Terugkijkend vraag ik me dikwijls af of Monique of ikzelf hierdoor als mens zijn veranderd. Leiden we een ander leven dan hiervoor? Bewuster alles eruit halen wat er in zit? Zijn we gezonder gaan leven of meer geld gaan uitgeven? Gaan we wellicht vaker op vakantie of uit eten?
Van elke dag een feest maken is echter geen realistisch iets. Wat je ook overkomt, het leven gaat gewoon door. En al staat je eigen leven wellicht een jaar stil, daarna pak je de draad weer op. Bijna is het alsof je doorgaat waar je gebleven was.
Rijkdom zit niet in een vakantie meer of minder. Geluk komt niet aankloppen wanneer je meer geld uitgeeft. En elke dag maximaal leven? Geloof me, met twee kinderen en allebei een drukke baan komt dat er echt niet van.
Wel leerden we de mensen in ons leven écht kennen en zagen we wie er voor ons waren in de angstigste en meest onzekere periode van ons leven. Het heeft me bevrijd van een hoop gevoelsmatige verplichtingen.
Ik besloot dat nog meer negativiteit niet langer in ons leven past. Dat bracht met zich mee dat ik van sommige personen liever niets meer zie, hoor en weet, maar ook dat anderen vrienden voor het leven zijn geworden; daarvoor hoef ik ze niet elke dag te speken.

Mijn gedachten zijn bij een goede vriendin die in haar nek werd gegrepen door dezelfde ellende, maar harder wordt getroffen. Ze laat ons zien hoeveel geluk we hebben gehad. Ze leert me, meestal met maar een paar woorden, om te blijven genieten van al het ogenschijnlijk vanzelfsprekende om ons heen, verteld ons herinneringen te blijven maken omdat daarmee een goede basis voor onze jongens wordt gelegd.

Blij ben ik en dankbaar. Blij omdat het voor nu goed voor ons is afgelopen, al zal de toekomst altijd onzeker zijn. Dankbaar voor de tijd die ons is en wordt gegeven. Dankbaar voor mensen als die goede vriendin, Monique's moeder en mijn ouders, haar broer en zijn gezin. Mijn collega's voor hun begrip en medeleven. Dankbaar voor al jullie hartverwarmende woorden en wensen.

En Monique.
Ze was stoer, flink en ging deze mother fucker ogenschijnlijk zonder vrees te lijf. Ze bleef optimistisch, toonde vechtlust en klaagde niet. Nou, nauwelijks dan.
Ze ging door toen de artsen liever wilden stoppen met de chemo omdat het te zwaar was.  Ze scheerde haar hoofd kaal omdat ze alles zoveel als mogelijk zelf in de hand wilde hebben.
Ze las de jongens voor uit boeken over borstkanker zodat zij zo goed mogelijk zouden begrijpen wat er allemaal ging gebeuren en er niet te veel onaangename verrassingen zouden zijn in hun jonge leven. Ze sleepte zich naar school en ging met ze zwemmen omdat zowel Kaj als Jens dol op zwemmen zijn. Dat ze huilend uit het bad kwam omdat de geamputeerde borst zo scherp aftekende in haar zwempak wuifde ze later weg.

Monique. Lang zal ze leven!

zaterdag 23 januari 2016

Flarden (12)

Terug lezen?

Na de tweede chemokuur – de eerste kreeg ze drie weken geleden – krijgt ze last van haar rechterarm. Met vlagen is de pijn amper dragelijk.
Vanzelfsprekend krijgt het vergif dat het medicijn in werkelijkheid is de schuld, maar als de pijn niet verdwijnt en in de loop van de weken constanter wordt is het de huisarts die zich uiteindelijk zoveel zorgen maakt dat ze ons op vrijdag – wéér op vrijdag – naar de spoedeisende hulp stuurt.
Terwijl we in de wachtruimte, die bestaat uit een aantal tafels met stoelen er omheen, wachten op onze beurt, loopt de ene bekende na de andere er langs: verpleegster die en die, dokter zus en zo en oh, dat is die vriendelijke man van radiologie.

De arts die drie weken geleden besloot om haar op te nemen heeft vandaag weer dienst.
U gaat er toch geen gewoonte van maken; de weekenden hier logeren?” grapt hij en hij stuurt ons door naar de afdeling radiologie.
Een paar buisjes bloed, een onderzoek en een echo later staat vast dat ze trombose heeft ontwikkeld in de goede arm die nu dus niet goed meer is.
Vanwege de oedeem-arm op links mocht ze alleen nog rechts geprikt worden, maar de mogelijkheden om het infuus voor de chemo aan te leggen worden nu beperkt zo blijkt als we doorvragen: het moet in een arm.
Na enig overleg wordt dan ook besloten dat de voor maandag geplande kuur niet doorgaat. Als oplossing oppert men een zogenaamde port-a-cath aan te brengen: een klein reservoir dat net onder de huid wordt geplaatst en met een slangetje wordt aangesloten op de grote, dieper liggende aderen. Nog een operatie dus. Het lijkt de enige oplossing te zijn en er wordt direct een afspraak gemaakt.
Thuis zetten we een dik, zwart kruis door de eerder rood omcirkelde drie augustus. We durven het niet aan een cirkel te trekken rond de nieuwe einddatum.

De zomervakantie breekt aan. De plannen die we aan het begin van dit jaar nog hadden hebben we al lang overboord gegooid in de wetenschap dat Monique ongeveer halverwege de kuren zou zijn en we om die reden het liefst in de buurt van het ziekenhuis blijven. Voor de jongens proberen we er nog iets van te maken; de nichtjes komen logeren en ze gaan samen een week naar oma, in Limburg. Dan is er nog de spel- en speelweek in het dorp waarvoor we ze hebben ingeschreven, oma komt nog een week en wellicht hebben we de mogelijkheid om zelf ook nog iets leuks met ze te ondernemen en we maken er het beste van.

Ik ben zo'n slechte moeder.” Ze huilt wanneer ze het zegt.
Het is zondag. De jongens zijn zojuist vertrokken voor een weekje Limburg en het huis is ongewoon stil. We vinden het nooit leuk als ze niet thuis zijn, maar nu, juist nu lijkt het belangrijker dan ooit om samen te zijn en het is 'missen' in de meest groteske vorm.
Ga je nou jezelf de schuld geven?”
Ze huilt.
Kom op Niek. Dat is wel het domste wat ik de laatste maanden heb gehoord.”
Het blijkt de aftrap te zijn voor wat lijkt op het ontladen van alle angsten, zorgen en spanningen van de voorbije maanden en we ontaarden in een knallende ruzie.
Verwijten gaan over de tafel, er wordt met een deur gegooid. Krachttermen worden rondgestrooid en spatten tegen muren uit elkaar en na een uur worden bittere tranen weg gekust.

's Avonds eten we bij Nynke, in Franeker. De Italiaanse keuken verwent ons rijkelijk en Nynke blijkt de perfecte gastvrouw.

Dankbaar omdat we zulke mensen, mensen als onze familie, vrienden en Nynke in ons leven hebben vallen we die avond in slaap. 

Verder lezen

vrijdag 8 januari 2016

Flarden (11)

Terug lezen?


Omzoomd door groene dijken ligt ze in de verte naar ons te lonken. De rode daken steken helder af tegen de licht bewolkte hemel en aan de zuidkant priemt de zo markante, rood-wit gestreepte vuurtoren in de lucht.
De zware dieselmotoren stampen in een kalm tempo de veerboot vooruit, verder weg van het vaste land, dichter naar het door ons zo geliefde Ameland.
We brachten er al heel veel korte vakanties door en werden nooit teleurgesteld: het slenteren over het strand met altijd iets lekkers in één van de strandtenten in het vooruitzicht. Op ontdekkingsreis langs en over het wad, de koude wind in je gezicht of de hete zon op je huid. Klappertandend in de winter, verbrand in de zomer. De talrijke restaurants waar je zo heerlijk kunt eten. Misschien werden we wel het meest verliefd op het gevoel van totale ontspanning vanaf het moment dat je in Holwerd op de boot stapt, de sensatie van alles achter je te laten voor de duur van je verblijf.

Als we de sleutel van het appartement in ontvangst hebben genomen, onze tassen hebben uitgepakt en de kinderen zich ervan hebben overtuigd dat de televisie het doet, is het voor Monique tijd om het bed uit te proberen. Dat is iets waaraan we erg moeten wennen; het feit dat ze na de middag zo moe is, dat ze echt naar bed moet.
Na haar middagslaapje bezoeken we één van onze favoriete terrassen in het centrum van Nes. Daar verheugt ze zich al sinds ons vertrek op, hopend dat de vuurkorven gevuld zijn met knisperend, brandend hout. Daarna met z'n allen – mijn gehele schoonfamilie is mee – lekker eten. Niet in één van de gelegenheden nu, maar waar 'thuis' is, deze week.
Op het menu staat zelf gemaakte pasta. Nou ja, de pasta komt weliswaar uit een plastic zakje, maar we maken er zelf een carbonara van.
Er wordt gelachen, gegeten en gedronken tot de pan bijna- en de flessen helemaal leeg zijn. We besluiten met koffie om daarna richting strand te wandelen.

Het appartement waar we bivakkeren ligt op loopafstand van de Noordzeekust. Tenminste, de vorige keer dat we hier waren wel. Nu, na nog maar één chemokuur, zakt net na de helft het tempo in en moet ze af en toe even stil staan.
“Red je het nog?” vraag ik haar en ze knikt dapper dat het gaat. Ik ken haar goed genoeg om te weten dat ze nooit zal toegeven: ze verheugt zich teveel op het strand en heeft te weinig geduld om tot morgen te wachten.
Op mijn “moet ik de auto halen” kijkt ze me vernietigend aan, schudt nee en klemt de lippen op elkaar. Praten doet ze de rest van de toch korte wandeling niet meer.

Als we het duin opklimmen rennen de kinderen joelend vooruit. We doen nog een bezorgde poging om Jens bij ons te houden maar hebben uiteindelijk het vertrouwen in de oudere nichtjes. Langzaam wandelen we verder omhoog.
Eenmaal boven blijft de verwachte noord-westen wind, die er eigenlijk onafgebroken waait, uit; het is windstil en de temperatuur is aangenaam voor de tijd van het jaar. Het ruisen van de Noordzee klinkt ons als muziek in de oren en door het mulle zand lopen we het duin af, iets vlotter nu, richting zee tot we met onze voeten bijna in het water staan.

Of het is omdat we bang zijn voor wat gaat komen of door de ellende die ons overkwam? Misschien is het wel de opluchting van even alles kunnen vergeten en achter ons te laten of het gelukzalige gevoel van strand onder je voeten en het geluid van aanstormende golven.
Wat het ook is; we pakken elkaars hand vast en huilen en huilen en huilen ….


Verder lezen

Flarden (11)

Terug lezen?


Omzoomd door groene dijken ligt ze in de verte naar ons te lonken. De rode daken steken helder af tegen de licht bewolkte hemel en aan de zuidkant priemt de zo markante, rood-wit gestreepte vuurtoren in de lucht.
De zware dieselmotoren stampen in een kalm tempo de veerboot vooruit, verder weg van het vaste land, dichter naar het door ons zo geliefde Ameland.
We brachten er al heel veel korte vakanties door en werden nooit teleurgesteld: het slenteren over het strand met altijd iets lekkers in één van de strandtenten in het vooruitzicht. Op ontdekkingsreis langs en over het wad, de koude wind in je gezicht of de hete zon op je huid. Klappertandend in de winter, verbrand in de zomer. De talrijke restaurants waar je zo heerlijk kunt eten. Misschien werden we wel het meest verliefd op het gevoel van totale ontspanning vanaf het moment dat je in Holwerd op de boot stapt, de sensatie van alles achter je te laten voor de duur van je verblijf.

Als we de sleutel van het appartement in ontvangst hebben genomen, onze tassen hebben uitgepakt en de kinderen zich ervan hebben overtuigd dat de televisie het doet, is het voor Monique tijd om het bed uit te proberen. Dat is iets waaraan we erg moeten wennen; het feit dat ze na de middag zo moe is, dat ze echt naar bed moet.
Na haar middagslaapje bezoeken we één van onze favoriete terrassen in het centrum van Nes. Daar verheugt ze zich al sinds ons vertrek op, hopend dat de vuurkorven gevuld zijn met knisperend, brandend hout. Daarna met z'n allen – mijn gehele schoonfamilie is mee – lekker eten. Niet in één van de gelegenheden nu, maar waar 'thuis' is, deze week.
Op het menu staat zelf gemaakte pasta. Nou ja, de pasta komt weliswaar uit een plastic zakje, maar we maken er zelf een carbonara van.
Er wordt gelachen, gegeten en gedronken tot de pan bijna- en de flessen helemaal leeg zijn. We besluiten met koffie om daarna richting strand te wandelen.

Het appartement waar we bivakkeren ligt op loopafstand van de Noordzeekust. Tenminste, de vorige keer dat we hier waren wel. Nu, na nog maar één chemokuur, zakt net na de helft het tempo in en moet ze af en toe even stil staan.
“Red je het nog?” vraag ik haar en ze knikt dapper dat het gaat. Ik ken haar goed genoeg om te weten dat ze nooit zal toegeven: ze verheugt zich teveel op het strand en heeft te weinig geduld om tot morgen te wachten.
Op mijn “moet ik de auto halen” kijkt ze me vernietigend aan, schudt nee en klemt de lippen op elkaar. Praten doet ze de rest van de toch korte wandeling niet meer.

Als we het duin opklimmen rennen de kinderen joelend vooruit. We doen nog een bezorgde poging om Jens bij ons te houden maar hebben uiteindelijk het vertrouwen in de oudere nichtjes. Langzaam wandelen we verder omhoog.
Eenmaal boven blijft de verwachte noord-westen wind, die er eigenlijk onafgebroken waait, uit; het is windstil en de temperatuur is aangenaam voor de tijd van het jaar. Het ruisen van de Noordzee klinkt ons als muziek in de oren en door het mulle zand lopen we het duin af, iets vlotter nu, richting zee tot we met onze voeten bijna in het water staan.

Of het is omdat we bang zijn voor wat gaat komen of door de ellende die ons overkwam? Misschien is het wel de opluchting van even alles kunnen vergeten en achter ons te laten of het gelukzalige gevoel van strand onder je voeten en het geluid van aanstormende golven.
Wat het ook is; we pakken elkaars hand vast en huilen en huilen en huilen ….


Verder lezen

zaterdag 2 januari 2016

Flarden (10)


Terug lezen?


Een vriendelijke arts en twee lieve verpleegsters bekommeren zich op de spoedeisende hulp met naalden en slangetjes om Monique. Er wordt nog een longfoto gemaakt en na enig wachten is het duidelijk: ze gaat niet mee naar huis. De waarden van haar witte bloedlichaampjes zijn na één kuur al zo laag dat ze uiterst vatbaar is voor van alles.
“Als ik u nu naar huis laat gaan wordt u ziek. Heel erg ziek,” waarschuwt de grijzende arts die vanachter zijn dunne, goudkleurig montuur met vriendelijke ogen begripvol op haar neerkijkt.
“We gaan maandag naar Ameland,” zegt Monique. Het klinkt als een waarschuwing.
“En wij gaan er alles aan doen om dat door te kunnen laten gaan,” belooft hij haar.

Het weekend staat in het teken van ziekenhuisbezoek en hopen op verbetering. De kinderen bereid ik alvast voor op de mogelijkheid dat papa en mama niet meegaan naar Ameland en twee vrolijke snoetjes betrekken. Als ik ze vertel dat de rest van de familie wel gaat en ze met hen mee kunnen, klaren de gezichten weer enigszins op.
Zaterdagmiddag lijkt er ondanks de hoge dosissen antibiotica amper iets te zijn veranderd aan Monique's situatie en we schikken ons er maar in; wat kun je anders?
Het is al zondag wanneer de medicatie lijkt aan te slaan en rond het middaguur volgen de verlossende woorden: ze mag mee naar huis en zelfs de koffiedame van de afdeling huilt met haar mee.  Niks staat nu een ontspannen week op de Wadden nog in de weg.

“M’n haar moet er nog af,” stelt ze in de loop van die zondag nuchter vast.
“Weet je het zeker?” vraag ik.
Ze knikt: “Daar hebben we het toch over gehad? Ik ga écht niet wachten tot het ergens de komende week gaat uitvallen. Na het eten”, besluit ze ferm.
Ik zie er als een berg tegen op, maar besluit om er niks over te zeggen en doe mijn best niets te laten merken. De kinderen daarentegen verheugen zich er op: omdat het ons goed leek, en nog steeds lijkt, om ze overal bij te betrekken is ook hierover gesproken.
“Oh mam, mag ik ze er dan af scheren?” vroeg Kaj en hij grinnikte bij het vooruitzicht. Op de één of andere manier zijn de ernst van de ziekte en de gevolgen ervan nog niet helemaal met elkaar verbonden in de kinderwereld. Misschien is dat maar goed ook.

Wanneer ze die avond een handdoek van boven haalt en een stoel in de buurt van een stopcontact schuift, blijf ik stoïcijns televisie kijken: de één of andere documentaire waarvan ik me het onderwerp niet meer kan herinneren.
Misschien dacht ik dat hét dan niet door zou gaan. Ontkennen dat dit – het zo kenmerkende kale hoofd – onze werkelijkheid is.
Tot nu toe ziet ze er niet ziek uit en is er in ons dagelijks leven niet zoveel dat ons aan de kanker herinnert. Wanneer ik naar haar kijk dan zie ik dezelfde Monique  als – pak ‘m beet - een jaar geleden. Na vanavond is dat allemaal anders en zal de confrontatie telkens alom aanwezig zijn.

Met een badlaken gedrapeerd om haar schouders buigt ze haar hoofd. Jens danst lachend en joelend om haar heen terwijl Kaj de stekker in het stopcontact steekt. Met een kille klik zet hij de messen in beweging en klinkt het zacht zoemen door de kamer.
Zijn twee jongenshandjes omklemmen het apparaat en laten deze boven het hoofd van Monique zweven.
Ik voel een pesthumeur opkomen en vermoed in staat te zijn de eerste persoon die nu te vriendelijk  “hallo” tegen me zegt twee week vloeibaar voedsel te laten innemen zonder dat ik dat  onredelijk vind.

Als een steen die naar de bodem zakt: zo lijkt het besef in hem te dalen van wat hij op het punt staat te gaan doen. Waar hij er eerst nog de humor van inzag – mamma kaal scheren – rollen nu dikke tranen over zijn wangen.
Het schokken van zijn schouders door het onbeheerste snikken brengt zijn handen met daarin nog altijd de tondeuse af en toe gevaarlijk dicht bij Monique’s hoofd.
“Ik wil het niet mamma. Ik vind het niet leuk,” snikt hij en huilend houden ze elkaar vast.


Verder lezen


zondag 16 augustus 2015

Flarden (9)

Deel 8 nog lezen?


Het zijn de flarden van de verhalen – verhalen die we allemaal kennen – en fragmenten van films die me in de greep houden. Ik zie haar kotsend in bed, kotsend op de bank en kotsend boven het toilet. Ik zie mezelf met latex handschoentjes aan emmers afspoelen en rood gekleurd, chemisch ruikend braaksel opdweilen, foeterend tegen de hond: “Bah, foei. Af. Af!!”
Het blijft haar bespaard. Ze is weliswaar misselijk wanneer ze die middag wakker wordt, maar ze is zelfs in staat om een heel klein beetje te eten.
Gelukkig maar; de pillen die je krijgt om misselijkheid tegen te gaan moeten – hoe logisch? -  bij de maaltijd worden ingenomen.
Bij vlagen heeft ze een hoog rode blos op de wangen die, als je niet beter zou weten, haar en gezond aanzien geven. De metaalachtige smaak in haar mond en de rode tranen die ze huilt verraden echter hoe het wél zit.

In de vroege avond van de donderdag voelt ze warm aan.
“Volgens mij heb je koorts?” vraag ik. “Of in ieder geval verhoging.”
Ze humt instemmend: “Volgens mij word ik ziek.”
We kijken elkaar aan en grinniken.
De nieuw aangeschafte thermometer – we gaan voor de nauwkeurigheid – biedt uitsluitsel: acht en dertig graden.
Volgens de instructies die we meekregen van de chemo-verpleegkundige dienen we de spoedeisende hulp te bellen wanneer de verhoging een etmaal aanhoudt en mocht de koorts door de achtendertig-half schieten, dan moeten we acuut bellen.
“Vanavond dan nog maar eens meten voor de zekerheid.” Monique is het met me eens.

Het lijkt ons, later die avond overdreven om daadwerkelijk de spoedeisende hulp te bellen wanneer de koorts de grens van net die éne, halve graad teveel passeert. Pas ergens na middernacht gaan we ons echt zorgen maken.
“Toch maar bellen dan?” Ze knikt.

Nadat ze mij kort heeft aangehoord en haar dossier geraadpleegd lijkt te hebben nodigt de vriendelijke stem mij uit om direct naar het ziekenhuis te komen.
“Nu? Het is twee uur …. Ik heb kleine kinderen op bed liggen.” Ondertussen zoek ik in gedachten koortsachtig naar een oplossing: wie kan ik bellen midden in de nacht?
“Probeert u dan met paracetamol de koorts te drukken. Als u me belooft om over ongeveer twee uurtjes nog eens te temperaturen en te bellen wanneer de koorts niet zakt.”
Dat beloof ik.

Omdat de koorts wel is gezakt, maar niet verdwijnt bellen we vrijdagmiddag opnieuw de spoedeisende hulp. Ditmaal komen we er niet onderuit.
“Neemt u een tasje mee?” vragen ze.


Doorlezen?


Totaal aantal pageviews